Ouverture

Marie-Ann De Cocker
Woensdag na de derde zondag van Pasen

Ouverture
Hand, 10,1-23

In Caesarea woonde een zekere Cornelius, een centurio van de Italiaanse cohort. Hij was een vroom man, die met al zijn huisgenoten tot de godvrezenden behoorde, veel liefdadigheid bewees aan het volk en geregeld tot God bad. Op een dag, rond het negende uur, zag hij in een visioen duidelijk een engel van God zijn huis binnenkomen, die tegen hem zei: ‘Cornelius!’ Hij staarde hem aan en geschrokken zei hij: ‘Wat is er, heer?’ Hij zei tegen hem: ‘Uw gebeden en uw liefdadigheid zijn opgestegen tot God en zijn steeds in zijn gedachten.

Stuur nu meteen enkele mannen naar Joppe om een zekere Simon te halen die ook Petrus genoemd wordt. Hij is te gast bij de leerlooier Simon, wiens huis aan zee staat.’ Toen de engel die tot hem sprak, was weggegaan, riep hij zijn twee huisknechten en een vrome soldaat uit de kring van zijn getrouwen, legde hun alles uit en stuurde hen naar Joppe. De volgende dag, toen zij nog onderweg waren en de stad al naderden, ging Petrus rond het zesde uur het dak op om te bidden. Hij kreeg honger en wilde wat eten. Terwijl dat bereid werd, raakte hij in extase. Hij zag de hemel open en er kwam iets naar beneden als een groot laken dat aan de vier punten werd neergelaten op aarde. Hierin bevonden zich alle viervoetige en kruipende dieren van de aarde en de vogels van de hemel. Er klonk een stem, die tegen hem zei: ‘Vooruit, Petrus, slacht en eet!’ Maar Petrus zei: ‘Geen sprake van, Heer, nog nooit heb ik iets gegeten dat onrein is of niet zuiver.’ Weer richtte de stem zich tot hem, nu voor de tweede keer: ‘Wat God gezuiverd heeft, moet jij niet onrein maken.’ Dit gebeurde tot driemaal toe; daarna werd de hele zaak meteen weer omhooggetrokken naar de hemel. Petrus wist nog niet wat hij moest denken van het visioen dat hij had gehad, toen de afgezanten van Cornelius, die overal navraag gedaan hadden naar het huis van Simon, ineens bij de poort stonden en riepen of Simon, ook Petrus genoemd, daar verbleef. Terwijl Petrus nog nadacht over het visioen, zei de Geest tegen hem: ‘Daar zijn drie mannen die jou zoeken. Vooruit, ga naar beneden en reis zonder aarzelen met hen mee, want Ik heb hen gestuurd.’ Petrus ging naar beneden en zei tegen de mannen: ‘Ik ben het naar wie u zoekt. Wat is de reden van uw komst?’ Zij zeiden: ‘De centurio Cornelius, een rechtvaardig man, een godvrezende, die goed bekend staat bij heel het Joodse volk, heeft van een heilige engel de opdracht gekregen om u bij hem thuis uit te nodigen om te horen wat u te zeggen hebt.’ Daarop nodigde hij hen binnen en bood hun onderdak. De volgende dag ging hij met hen op reis en enkele broeders uit Joppe gingen met hem mee.


 

 

 

 

 

0
Shares