Verkondig in de taal...

Bernard de Cock
Donderdag na de vijfde week van Pasen

Verkondig in de taal van uw publiek
Hand, 17,16-34

Paulus wachtte op hen in Athene. Toen hij zag dat de stad vol afgodsbeelden stond, kwam zijn gemoed in opstand.  Hij sprak daarom in de synagoge met de Joden en de godvrezenden, en op het stadsplein sprak hij elke dag met de mensen die hij daar aantrof.  Ook enkele Epicurische en Stoïsche filosofen raakten met hem in gesprek. Sommigen zeiden: ‘Wat wil die praatjesmaker eigenlijk beweren?’ ‘Hij lijkt een verkondiger te zijn van vreemde goden’, zeiden anderen, omdat hij over Jezus en Anastasis predikte.

Zij namen hem mee naar de Areopagus en zeiden: ‘Mogen wij weten wat dit voor een nieuwe leer is die u naar voren brengt?  U zegt dingen die ons nogal vreemd in de oren klinken. Wij willen graag weten waar het over gaat.’  Alle Atheners en ook de buitenlanders die daar wonen, hebben immers voor niets anders tijd dan voor het vertellen of aanhoren van iets nieuws.  Paulus ging in het midden van de Areopagus staan en zei: ‘Atheners, aan alles zie ik dat u buitengewoon godsdienstig bent.  Toen ik rondliep en uw heiligdommen bezichtigde, trof ik ook een altaar aan met het opschrift: Aan de onbekende god. Welnu, wat u zonder het te kennen vereert, dat kom ik u verkondigen.  De God die de wereld gemaakt heeft en alles wat die bevat, de Heer van hemel en aarde, woont niet in tempels die door mensenhanden gemaakt zijn.  Ook laat Hij zich niet door mensenhanden bedienen, alsof Hij iets nodig had, want zelf geeft Hij aan allen leven en adem en alles.  Uit één mens heeft Hij heel het mensenvolk gemaakt om overal op aarde te wonen. Hij heeft bepaalde tijden vastgesteld en hun woongebieden afgegrensd,  met de bedoeling dat ze God zouden zoeken en Hem wellicht tastenderwijs zouden vinden; Hij is immers niet ver van ieder van ons.  Want door Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij; zoals ook enkele van uw dichters hebben gezegd:  Wij zijn van goddelijke afkomst.  Als we dus van goddelijke afkomst zijn, moeten we niet denken dat het goddelijke overeenkomt met goud, zilver of steen, met produkten van menselijk ambacht en menselijke verbeelding.  Zonder te letten op die tijden van onwetendheid zegt God nu de mensen aan dat ze zich moeten bekeren, allemaal en overal.  Want Hij heeft een dag vastgesteld waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen. Daar heeft Hij iemand voor aangewezen, en Hij heeft dit voor iedereen geloofwaardig gemaakt door Hem uit de doden te laten opstaan.’  Toen zij hoorden over opstanding van de doden, dreven sommigen daar de spot mee, maar anderen zeiden: ‘Daarover willen wij u nog wel eens horen.’  Zo vertrok Paulus uit hun midden.  Toch sloten enkele mensen zich bij hem aan en kwamen tot geloof. Onder hen bevonden zich ook Dionysius de Areopagiet, een vrouw die Damaris heette, en nog anderen.


 

0
Shares