Was Festus zo correct?

Jan Degraeuwe
Woensdag na de 7e zondag van Pasen

Was Festus zo correct?
Hand, 25,13-27

Enkele dagen later kwamen koning Agrippa en Bernice in Caesarea en maakten hun opwachting bij Festus. Tijdens hun verblijf aldaar, dat verscheidene dagen duurde, legde Festus het geval van Paulus aan de koning voor met de woorden: “Felix heeft hier een gevangene achtergelaten tegen wie de hogepriesters en de oudsten van de Joden, toen ik in Jeruzalem was, een aanklacht hebben ingediend, met het verzoek hem te veroordelen.

Ik heb hun te verstaan gegeven, dat de Romeinen niet gewoon zijn iemand bij wijze van gunst uit te leveren, voordat de beklaagde tegenover zijn beschuldigers heeft gestaan en gelegenheid heeft zich tegen de aanklacht te verdedigen. Zij kwamen dus hier heen en zonder uitstel heb ik de volgende dag rechtszitting gehouden en de man laten voorleiden. Toen de aanklagers om hem heen stonden, brachten zij geen enkele beschuldiging in van misdaden waar ik op gerekend had. Wel hadden zij bepaalde kwesties tegen hem op het gebied van hun eigen godsdienst en over een zekere Jezus die dood is, maar van wie Paulus beweerde, dat Hij leeft. Omdat ik met het onderzoek van die dingen geen weg wist, heb ik gevraagd of hij naar Jeruzalem wilde gaan om daar in deze zaak terecht te staan. Maar Paulus is in hoger beroep gegaan en wilde daarom tot de uitspraak van Zijne Majesteit in bewaring gehouden worden. Daarom heb ik bevel gegeven hem in hechtenis te houden, totdat ik hem naar de keizer kan zenden.” Agrippa zei tot Festus: “Ik zou zelf die man wel eens willen horen.” “Morgen,” antwoordde deze, “zult ge hem horen.” De volgende dag verschenen Agrippa en Bernice met grote praal en gingen, begeleid door de bevelhebbers en de aanzienlijkste mannen van de stad, de audiëntiezaal binnen. Festus liet Paulus voorleiden en sprak als volgt: “Koning Agrippa en gij allen hier met ons aanwezig, daar ziet ge nu de man over wie heel het volk van de Joden zich in Jeruzalem en hier tot mij gewend heeft, schreeuwend dat hij niet langer in leven mocht blijven. Ik kwam echter tot de bevinding dat hij niets gedaan heeft wat de doodstraf verdiende, maar omdat hij zich op Zijne Majesteit beriep, heb ik besloten hem door te zenden. Iets bepaalds kan ik de Heer niet over hem schrijven. Daarom heb ik hem nu voor u doen brengen, in het bijzonder voor u, koning Agrippa, in de hoop na het onderzoek iets te kunnen schrijven. Het heeft, dunkt me, geen zin een gevangene door te zenden zonder tevens de beschuldigingen te vermelden die tegen hem zijn ingebracht.


 

 

 

 

 

 

 

 

0
Shares