Ontdek 50 meditaties van Pasen tot Pinksteren

Waarheid

Mark Butaye
Vijfde zondag van Pasen

Waarheid in de ontmoeting
Hand, 15,22-41

Toen besloten de apostelen en de oudsten samen met de hele gemeente enige mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te sturen: Judas, bijgenaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders, en hun het volgende schrijven mee te geven:

Verder Lezen :

Geloof je in dromen?

Patrick Lens
Maandag na de vijfde week van Pasen

Geloof je in dromen?
Hand, 16,1-15

Hij kwam ook in Derbe en Lystra. Daar trof hij een leerling die Timoteüs heette, zoon van een gelovige Joodse vrouw en een Griekse vader. Hij stond goed aangeschreven bij de broeders in Lystra en Ikonium. Paulus wilde hem meenemen op reis en liet hem besnijden met het oog op de Joden in die plaatsen, want iedereen wist dat zijn vader een Griek was. Op hun tocht langs de steden deelden ze ook daar mee dat ze zich moesten houden aan de besluiten die door de apostelen en oudsten in Jeruzalem waren genomen. Zo werden de gemeenten gesterkt in het geloof en met de dag namen ze in omvang toe.

Verder Lezen :

Vrij en blij

Annemie Deckers
Dinsdag na de vijfde week van Pasen

Geloof je in dromen?
Hand, 16,16-40

Onderweg naar die gebedsplaats kwam er eens een slavin op ons af die een helderziende geest had en met haar waarzeggerij voor haar eigenaren veel geld verdiende Zij liep Paulus en ons achterna en schreeuwde aldoor: ‘Deze mensen zijn dienaren van de allerhoogste God. Ze verkondigen u de weg naar de redding.’ Dat deed ze vele dagen achtereen. Toen het Paulus te veel werd, draaide hij zich om en zei tegen de geest: ‘In naam van Jezus Christus beveel ik je uit haar weg te gaan.’ Op dat ogenblik ging hij weg. 

Verder Lezen :

De indrukwekkende...

Mark Butaye
Woensdag na de vijfde week van Pasen

De indrukwekkende andere
Hand, 17,1-15

Via Amfipolis en Apollonia reisden zij naar Tessalonica, waar de Joden een synagoge hadden. Naar zijn gewoonte ging Paulus daarheen, en drie sabbatdagen achtereen sprak hij met hen, met de Schriften als uitgangspunt. Hij verklaarde ze en legde uit dat de Messias moest lijden en uit de doden opstaan. ‘En de Messias,’ zei hij, ‘dat is Jezus die ik u verkondig.’  Sommigen van hen lieten zich overtuigen en sloten zich bij Paulus en Silas aan, evenals een grote groep godvrezende Grieken en een niet gering aantal aanzienlijke vrouwen. 

Verder Lezen :

Verkondig in de taal...

Bernard de Cock
Donderdag na de vijfde week van Pasen

Verkondig in de taal van uw publiek
Hand, 17,16-34

Paulus wachtte op hen in Athene. Toen hij zag dat de stad vol afgodsbeelden stond, kwam zijn gemoed in opstand.  Hij sprak daarom in de synagoge met de Joden en de godvrezenden, en op het stadsplein sprak hij elke dag met de mensen die hij daar aantrof.  Ook enkele Epicurische en Stoïsche filosofen raakten met hem in gesprek. Sommigen zeiden: ‘Wat wil die praatjesmaker eigenlijk beweren?’ ‘Hij lijkt een verkondiger te zijn van vreemde goden’, zeiden anderen, omdat hij over Jezus en Anastasis predikte.

Verder Lezen :

Een stoffige bedoening

Anton Milh
Vrijdag na de vijfde week van Pasen

Een stoffige bedoening
Hand, 18,1-11

Hierna verliet hij Athene en ging hij naar Korinte. Daar ontmoette hij Aquila, een uit Pontus afkomstige Jood, die kort tevoren met zijn vrouw Priscilla uit Italië was gekomen, omdat Claudius had verordend dat alle Joden Rome moesten verlaten. Hij kwam bij hen, en omdat zij hetzelfde vak hadden bleef hij bij hen wonen en werken; ze waren namelijk leerbewerker van hun vak. Iedere sabbat sprak hij in de synagoge en probeerde hij Joden en Grieken te overtuigen.

Verder Lezen :

Via kleine mensen

Jef Schoenaerts
Zaterdag na de vijfde week van Pasen

Via kleine mensen
Hand, 18,12-28

Toen Gallio proconsul van Achaje was, keerden de Joden zich als één man tegen Paulus en brachten hem voor de rechterstoel.  Ze zeiden: ‘Het gaat tegen de wet in, zoals deze man mensen overhaalt om God te dienen.’  Paulus wilde net zijn mond opendoen toen Gallio tegen de Joden zei: ‘Als het nu ging om misdaad of ernstig wangedrag, dan zou ik u, Joden, natuurlijk bereidwillig aanhoren,  maar nu het gaat om geschillen over een woord, over benamingen en over uw eigen wet, moet u zelf maar zien; in zulke zaken wil ik geen rechter zijn.’  

Verder Lezen :